Boterklokje

EEN NIEUW BOTERKLOKJE - TER INTRODUCTIE, 30 augustus 2013

Prof. dr. S. Groenveld

Mijnheer de burgemeester, mijne dames en heren: namens het bestuur van de Stichting Carillon Den Haag heet ik u hartelijk welkom bij deze bijeenkomst!

'Er was één geluid, dat al het gedruisch van het drukke leven steeds weer overstemde, en dat, hoe bont dooreenklinkend, toch nooit verward, alles tijdelijk ophief in een sfeer van orde: de klokken. De klokken waren in het dagelijksch leven als waarschuwende goede geesten, die met bekende stem dan rouw, dan blijdschap, dan rust, dan onrust kondigden, dan opriepen, dan vermaanden. Men kende hen bij gemeenzame namen: de dikke Jacqueline, klokke Roelant; men wist de beteekenis van kleppen of luiden. Men was ondanks het overmatig klokgelui niet verstompt voor den klank [...] In den toren van Onze Lieve Vrouwe te Antwerpen hangt nog de oude alarmklok uit 1316, Orida, dat is horrida, de verschrikkelijke genaamd.'

Dit, dames en heren, is de bekende passage uit Johan Huizinga's beroemde Herfsttij der middeleeuwen (Verzamelde Werken III, 6) over de functie van klokken in de middeleeuwse en vroegmoderne stad. Ook op Den Haag, al was het dan geen stad, kan een en ander hiervan worden toegepast. Toen in 1539 de toren van de Grote Kerk door bliksem werd getroffen, gingen zowel de klokken als het oude uurwerk verloren.

Dia03.jpgKarel V, tegelijk Duits keizer en graaf van Holland, verbleef het jaar daarop enige tijd op zijn kasteel hier en beval, door aanwijzing van een aantal belastinginkomsten, een nieuwe luidklok en uurwerk aan te brengen: zo kwam hier de Jhezusklok, die nog immer haar geluid laat horen over de hele ban of rechtsgebied van Den Haag. 

Dia04.jpgDeze had trouwens nóg een functie. Karel had een keten van onderling zichtbare torens langs de kust bevolen om gevaar overzee tijdig te onderkennen en naburige plaatsen te waarschuwen. Zulk gevaar moest worden gesignaleerd door torenwachters, die in zo'n geval de klok moesten kleppen. Den Haag was niet ommuurd, dus een zwakke stee in de kustverdediging. Poortklokken die opening en sluiting van de stadspoorten aangaven waren hier niet.

Maar wél kwamen er in 1565, toen het nieuwe raadhuis naar Antwerps voorbeeld was gebouwdDia05.jpgklokken om te laten weten dat er magistraatsbesluiten vanaf de pui zouden worden afgekondigd. En toen in 1615-1616 de Zweedse ambassadeur Van Dijck zijn grote woonhuis liet bouwen aan wat nu het Zieken heet - het huis werd later Oude Vrouwen- en Kinderhuis Dia06.jpg- toen bepaalde diezelfde magistraat dat het aan de waterkant een toren zou krijgen, waarin een luidklok kwam die de vertrektijden van de trekschuiten aangaf: een vroeg moment want de meeste trekschuiten gingen in Holland pas vanaf 1630 varen. In dit kader past ook het aanbrengen van het Boterklokje, waarover straks meer.

Het is minder duidelijk hoe lang deze gebruiken precies bleven bestaan. Globaal was dat tot eind negentiende eeuw, toen dankzij de industrialisatie en nieuwe uitvindingen andere signaalmogelijkheden ontstonden: dankzij kolen, gas en elektriciteit bij voorbeeld de stoomfluit bij fabrieken en contacten per telefoon. Maar juist in onze dagen wordt weer waarde toegekend aan het voortbestaan van oude stadsgeluiden. Het besef is ontstaan dat de voormalige signaalinstrumenten door weer en wind slechts verpieteren en als monument verloren dreigen te gaan. Zo ook de klokken. Dus startten enkele gemeentelijke afdelingen een Luidklokkenproject, dat de klokken weer in beweging laat komen en deels op oorspronkelijke tijden korte signalen laat geven: die van de Nieuwe Kerk aan het Spui, van de Haagse Toren en van het Oude Raadhuis doen dit al, enkele andere zullen volgen. In dat koortje mengt zich vanaf vandaag ook het geluid van het Boterklokje.

Maar sinds de late Middeleeuwen kregen de klokken in de Lage Landen - België en Nederland - ook een andere, geheel eigen ontwikkeling. Vanuit een kort, automatisch muziekje voorafgaand aan het slaan van het uurwerk, groeide het gebruik van reeksen klokken Dia07.jpgbespeeld vanaf een klavier: het carillon. Vage berichten over zo'n ontwikkeling dateren in Den Haag al uit de vijftiende eeuw. Dia08.jpgNa de brand van 1539 werd hier de klokkenreeks geleidelijk uitgebreid, totdat in de zeventiende eeuw een complete beiaard ontstond. Deze beleefde minder dan elders in de negentiende eeuw een wezenlijke terugval. Maar toen vanaf circa 1900 vanuit België het klokkenspel een snel herstel doormaakte, nam ook hier de aandacht ervoor toe. Zo ontstond in Den Haag op 15 december 1972 door samenwerking van particulieren en gemeente de Haagse Beiaard Commissie die de aandacht voor het carillon stimuleerde. Twee initiatiefnemers zijn hier aanwezig: Loek Boogert, toen voorzitter, en Heleen van der Weel, de jonge beiaardier. Om een steviger structuur te krijgen werd deze commissie in september 1980 omgezet in de Stichting Carillon Den Haag.

In beide gedaanten heeft de nieuwe instelling letterlijk van zich laten horen. In augustus 1975 werd op haar initiatief een nieuwe beiaard in de toren van de Oude Kerk op Scheveningen Dia09.jpgin gebruik genomen. En in 1994 en 2000 werd in twee etappes door haar een carillon in de toren van het Vredespaleis geplaatst. Dia10.jpgDia11.jpgNu, bij haar veertigjarig bestaan, laat de Stichting opnieuw van zich horen, onder meer door de functies van carillon en luidklokken bij elkaar te brengen. Het is háár verjaardagsgeschenk aan Den Haag dat het Boterklokje weer gaat klinken, op iedere werkdag alleen een minuut om één uur in de middag, het einde van de handelsdag, niet om zes of zeven uur in de ochtend bij het begin daarvan. En op 1 oktober zal de jarige Stichting het eveneens jarige maar veel oudere Vredespaleis de laatste klok aanbieden waarmee uiteindelijk de Vredesbeiaard wordt gecompleteerd.

 

Het is het bestuur van de Stichting Carillon Den Haag dan ook een groot genoegen dat u allen, dames en heren, met haar haar veertigste verjaardag komt meevieren. En met name verheugt het ons zeer dat u, mijnheer Van Aartsen, niet alleen vandaag het verjaarscadeau in gebruik wilt stellen, maar dat u bovendien bereid bent geweest om, op het precieze verjaarsmoment, u aan deze Stichting te verbinden als beschermheer. Graag geef ik u het woord, waarna wij naar de Boterwaag lopen om daar de ingebruikneming te verrichten. Na de plechtigheid keren wij hier terug en zullen enkele sprekers kort stilstaan bij het ontstaan van dit Haagse handelscentrum rond de Grote Markt (drs. C.J.J. Stal) en bij de functie van het Boterklokje (drs. Heleen van der Weel).

 

 

Nut en sier: ontstaan en groei van de Grote Markt

drs. C.J.J. Stal

Dia14.jpg

[Weele (1888-1948, 1940]

Den Haag kent niet zoveel goed herkenbare bouwwerken uit de 17de eeuw. De Boterwaag is er een van, en architect Jan van der Weele wist dat toen hij in 1940 een aantal historische monumenten tekende. Het boterhuis staat hier als een imposant museumstuk. Je zou bijna vergeten dat het gewoon maar een marktgebouw was, waar krijsend kleinvee werd gewogen en tonnen boter in en uit werden gedragen. Die functie komt beter uit de verf op een 17de-eeuwse stadsplattegrond Dia15.jpg[plgr Elandts 1665]

De waag (aangegeven door de rode pijl) staat er aan een breed marktplein, een plein dat op zijn beurt ontsloten is door straten en wegen, en een tweetal grachten. Dat laatste was belangrijk, want bulkgoederen en agrarische producten werden vooral over water vervoerd. Over die markt moeten we het dus hebben - een markt die het resultaat was van wel overwogen beleid.

Dia16.jpg

[plgr 1570, detail] Oorspronkelijk werd de markt in hoofdzaak midden in de oude dorpskern gehouden, hier bovenaan op de kaart, op de meest logische plaats, waar wegen elkaar kruisten, bij kerk en raadhuis. 

Dia17.jpg

[hele plattegrond 1570, met gemarkeerd dorp en hof] 

De volledige kaart uit 1570 maakt dat duidelijk: het oorspronkelijke dorp Die Haghe beperkte zich tot het rood omlijnde gebied. Het gebied rechts en boven de groene lijn lag binnen de invloedssfeer van het grafelijk kasteel. De gele lijnen markeren de elkaar kruisende hoofdwegen. Die concentratie van markactiviteiten was dwingend opgelegd. Alleen zo was controle mogelijk op kwaliteit, kwantiteit, prijs en concurrentieverhoudingen bij alles wat verhandeld werd aan producten van buiten: groente, vis, vlees en graan. Concentratie van marktactiviteiten dus, zowel in plaats als tijd.

Dia18.jpg

[detail plgr 1570 met klooster gemarkeerd] 

De centrale markt was berekend op dorpsproporties, maar bleek na 1600 al gauw te klein. Want Den Haag maakte een sensationele groei door, vooral doordat het na de eerste fase van de Opstand tegen Spanje regeringsplaats was geworden van de jonge Republiek der Verenigde Nederlanden. De drukte op de markt nam evenredig toe. Opstoppingen, parkeerproblemen, scheldpartijen en ruzies waren aan de orde van de marktdag. In 1610 viel daarom het besluit de markt te verhuizen naar de rand van de bebouwde kom. Dat was de plek waar vroeger het Sint Elizabethklooster stond (hier met rode pijl aangegeven). Het was na de reformatie ontmanteld, en in 1584 bij een overal om zich een grijpende brand voor het grootste deel verwoest. De bebouwing was voor een deel gesloopt en voor een ander deel als woonruimte gebruikt.

Dia19.jpg[Braun en Hogenberg, kleur 1618]

De nieuwe plek had voordelen: er was ruimte, maar vooral was het nu mogelijk marktgoederen over water aan te voeren, tot aan de rand van het marktplein. Een sloot die er al lag, werd verbreed - dat werd de latere Lutherse Burgwal - en in het verlengde daarvan werd een extra gracht gegraven - de latere zo genoemde Paviljoensgracht. 

 

Dia20.jpg

[Bos en Faes 1616 detail] 

De nauwkeurige kaart van Bos en Faes uit 1616 laat het marktveld van dichtbij zien: bomen voor schaduw, een pomp, stalletjes en luifels voor granen.

Maar bij die eenvoudige voorziening bleef het niet. Als gezegd, maakte de regeringsplaats Den Haag een spectaculaire groei door, En dat kietelde de lokale bestuurders en vervulde hen met ambities. Ze waren in die jaren constant bezig met de ontwikkeling van hun Den Haag, stimuleerden de infrastructuur, groeven de ene haven na de andere en werkten stapje voor stapje aan de ontwikkeling van nieuwe straten en buurten. Dat gebeurde trouwens ook in andere plaatsen in Holland - een flinke dosis wedijver zorgde daarbij voor een onweerstaanbare prikkel.

Den Haag kreeg de ambities en langzamerhand ook het aanzien van een echte stad. Maar de werkelijkheid was anders. Het was formeel geen stad, maar een dorp en had dus een uiterst bescheiden status. Den Haag mocht niet, zoals de stemhebbende steden meepraten in de gewestelijk besturen, moest zijn plaats kennen - en dat moet de bestuurders hebben gestoken - en dat terwijl Den Haag steeds meer de allure van een stad kreeg, qua aantal inwoners, bebouwing en voorzieningen - en bij belastingheffing steevast wel als stad werd geteld. Den Haag bleef niettemin een dorp, de mindere van de 18 stemhebbende steden, waaronder nota bene elf die kleiner waren, met ministadjes als Edam, Purmerend, Schiedam en Den Briel. De consequentie van die status als dorp was, dat de lokale bestuurders het ook in Den Haag zelf weinig te zeggen hadden. Den Haag was ontstaan als dorp bij een grafelijk kasteel en eigenlijk gold dat nog steeds. Want waaraan dankte Den Haag in hoofdzaak zijn welvaart? Aan het Binnenhof hof - zetel van regeringsorganen, de Staten van Holland, de Rekenkamer, Hof van Holland, de Staten Generaal, de Hoge Raad. Het was een werkelijkheid die de heren dorpsbestuurders liever niet onder ogen zagen.

Het lukte Den Haag niet een hogere status te krijgen, maar het probeerde intussen wèl zich de facto als een stad te profileren en zich in te zetten voor groei en bloei.

Tegen 1640 richtten de pijlen zich op de rommelig omgeving bij de markt. Je zag daar slingerende landwegen, een wirwar aan tuintjes, tuinhuisjes, de rommelige bebouwing van het voormalige klooster, restanten van de vergane  lakennijverheid en stagnerende, stinkende waterlopen. Het was een doorn in het oog van de ontwikkelde 17de-eeuwer, Een stad moest rationaliteit uitstralen, gekarakteriseerd door rechte heldere lijnen, en doorzicht en perspectief bieden. Als antwoord op de knusse rommeligheid kwam het 'stadsbestuur' met een ambitieus uitbreidingsplan 

 

Dia21.jpg[detail plan 1640]. 

Centraal stond een kaarsrecht kanaal richting Westland, daar waar de meeste groenten vandaan kwamen, De markt vormde daarbij een glorieus eindpunt dat tegelijk perspectief zou bieden op een prestigieuze woongracht, zoals je ze ook in Amsterdam zag. De nieuwe gracht zou tegelijk de ruggengraat vormen van een nieuwe wijk, die zowat een kwart van Den Haag zou beslaan, kronkelende wegen werden daarbij rechtgetrokken.

Dia22.jpg[hele plan 1640]. 

Overigens een ambitieus plan, dat Den Haag misschien niet zou zijn begonnen zonder de flinke steun van stadhouder Frederik Hendrik - de stadhouder met vorstelijke allures die immer instond voor vergroting van zijn prestige en dus ook van zijn residentie Den Haag. Niet voor niets stond de nieuwe gracht al meteen bekend als de Prinsegracht, vernoemd naar de illustere stadhouder.

Sierlijkheid en waterverversing, dat waren de meest uitgesproken motieven. Waterverversing werd zelfs prominent genoemd: want het stagnerende water van de Lutherse Burgwal lag vol rottend afval. Maar van geen van deze twee motieven kwam veel terecht. Doorstroming van water was overal in Den Haag een groot probleem, de stank bleef. En een prestigieuze woongracht - een patriciërsgracht - kwam er evenmin. Het begin was veelbelovend, de eerste bouwpercelen gingen vlot van de hand en daar verrezen volgens voorschrift majestueuze en  rijzige panden, precies zoals de plattegrond van Elandts uit 1665 laat zien.

  Dia23.jpg[Elandts 1665] 

Maar de notabelen - waar Den Haag het van moest hebben, woonden liever in buurten waar Den Haag géén stad leek, maar juist een dorp, met veel groen en frisse lucht zoals in het Voorhout en aan de Vijverberg. De Prinsegracht bleef daarom maar half bebouwd en kwijnde.

Er zat voor Den Haag niets anders op dan de kaalheid enigszins op te vullen met utilitaire voorzieningen. Maar daarbij gebruikte het een onvervalste dosis Haagse bluf. De braakliggende percelen aan de Prinsegracht werden opgevuld met zaken die we bepaald niet associëren met een patriciërsgracht. Zaken als een varkensmarkt, een graanhal, een tuchthuis; een boterwaag. Markthandel bepaalde hier voortaan de toon, met alles wat erbij hoorde. Den Haag probeerde intussen er wèl alles aan te doen om het beeld te scheppen van een prestigieuze, welvarende en wel georganiseerde stad.

Dat zien we bij het tuchthuis, dat rond 1660 werd gebouwd. 

Dia24.jpg Met zijn frontons, pilasters en bordes was het nog net geen paleis. De korenbeurs, die even later (1662) gereed kwam,

Dia25.jpg[afb Korenhuis] was eigenlijk niet meer dan een overdekte graanmarkt met een graanzolder. Echter, door meebetalende particuliere huizen eraan plakken, stond daar toch maar een imposant bouwblok. Haagse bluf op zijn best. Op de hoek van de Grote markt stond aanvankelijk een bescheiden waag met boterhal, maar - gedwongen door de almaar groeiende bevolking - moest die in fasen keer op keer worden uitgebreid - in 1650, 1662 en 1681. Het resultaat was uiteindelijk een imposant, hoog oprijzend en symmetrisch vierkant blok. 

Dia26.jpg[De Riemer 1730, boterwaag en markt]. 

In werkelijkheid was dat een pure illusie. Alleen de buitenste gevels waren zo hoog opgetrokken. Daarachter stond laagbouw. En de monumentale symmetrie was het resultaat van gesjoemel met blinde schijnramen, met maten en een deur die aan de buitenkant breder lijkt dan hij in werkelijkheid is. Schone schijn en imponeren, ook daar ging het om: een kolossaal gebouw dat onderhand een even kolossaal marktterrein moest domineren.

Tegelijk met de laatste uitbreiding van het waaggebouw, was begonnen met een vergroting van dat terrein. Ten eerste door de sloop van een heel huizenblok aan de kant van de Vlamingstraat. tussen de markt en even later door een verdubbeling van de overkluizing. Het resultaat zien we op de fraaie plattegrond die Iven Besoet in 1747 tekende.

Dia27.jpg[plgr Besoet 1747, detail]

En het was waar dat het nu met recht 'Grote Markt' geheten marktplein een majestueus perspectief bood op de Prinsegracht, zoals Iven Bezoet ons hier voortovert op een prent uit 1755

Dia28.jpg[prent Besoet 1755] 

en zoals een kleine eeuw later een Nieuwjaarsprent laat zien 

Dia29.jpg[nieuwjaarswens 1843]. 

Maar deze beelden verhullen tegelijk de werkelijkheid van alle dag; 

Dia30.jpg [1885 marktdag]

het gewoel, krijsende biggen op de marktdagen (want die werden hier gewogen tot in 1867), het afval, de smoezeligheid, de stank van het stagnerende grachtenwater. 

Dia31.jpg

[foto 1870, gezicht op gesloopte huizenrand]. Feit is dat hofstad Den Haag in de 19de en 20ste eeuw een verstopte, weinig doorluchtige en stinkende stad was. De reden om de Prinsegracht te graven werd er nu juist een om hem te dempen - wat in twee fasen ook gebeurde, in 1881 en in 1902.

Verstopping en congestie speelden Den Haag ook op een andere manier parten. Ook nu maakte de Residentie een onstuimige groei door en net als in 1600 maakten verkeersopstoppingen de Hagenaars het leven zuur. De oplossing vond men uiteindelijk in de doorbraken van de Jan Hendrikstraat en de Grote Marktstraat in de jaren 1920-25. 

Dia32.jpg [Grote Markt 1935, na doorbraak] 

Van het marktplein bleef weinig over. Geen wonder dat de hele markt in 1938 ten slotte naar elders verhuisde.

Wat bleef, was de inmiddels sleets ogende Boterwaag, een museumstuk dat uitkeek op een functieloos plein, een uitham van de druk bereden verkeersweg ernaast. Wat moest men er toch mee? Een parkeerterrein? Volzetten met knusse winkeltjes? 

Dia33.jpg[ontwerp voor Grote Markt]

In de jaren 1960 werd de erfenis van het verleden gevoeld als een obstakel voor de vooruitgang. Die tijd is voorbij. Boterwaag en marktplein spelen samen weer een rol in het leven van Den Haag. Het plein, voor zover er wat van overbleef; de Waag opgepimpt door een voorbeeldige restauratie in de jaren 1980-83.

Dia34.jpg

[Boterwaag restauratie 19802]. Alles kwam daarmee op zijn plaats. Behalve dan dat klokje.

 

 

BOTERKLOKJE,  30 augustus 2013

Drs. Heleen B. van der Weel

 

Dames en heren.

Zoals u weet, heeft op een deel van wat nu de Grote Markt heet, het Elisabethsklooster, een nonnenklooster gestaan. Dia36.jpgOp deze kaart met een plan voor ommuring uit omstreeks 1530 is het duidelijk te zien. Benedenaan loopt horizontaal de Vlamingstraat. In kloosters werden en worden gebedstijden en diensten aangegeven met het luiden van een klokje. Meestal werd dit zodanig opgehangen, dat het ook omwonenden attendeerde op deze religieuze momenten. Dat zal ook zijn gebeurd bij dit klooster. In ieder geval is op het dak van de kapel een torentje te zien. Dia37.jpg Elandts' geschilderde kopiekaart van de situatie rond 1570 toont kloostergebouwen, kapel mét torentje en tuin.

            Na het intreden van de Reformatie in Den Haag vanaf 1576 werd het op deze locatie wat klokgebruik betreft wat stiller door het buiten gebruik stellen van het klooster. Natuurlijk bleef voor het reguleren van het dagelijks leven het geluid van de klokken en de carillonklokken vanuit de Haagse Toren en de Oude Raadhuistoren ook hier hoorbaar.

            Na 1650 kwam er enige verandering. Na de in gebruik neming van het Boterhuis was hier weer een klokje te horen. Wederom op vaste tijden, maar bepaald niet meer religieus getint: het aangeven van de handel in boter en kaas was nu de taak. En tegelijk die in het Koorenhuis, even verderop, sinds 1662 in gebruik. In het Haagse centrum waren maandag en vrijdag de belangrijkste markdagen. Hier dus ook. Het bespelen van het carillon in de Haagse Toren op die dagen - en tot heden - is duidelijk aan deze marktdagen gekoppeld.

             De handel vond in de winter plaats vanaf 7.00 uur 's morgens. In de zomer reeds vanaf 6.00 uur. Het eind ervan was het gehele jaar door om 13.00 uur, ook in het Koorenhuis. Deze tijden werden dus aangegeven door het kort laten klinken van het genoemde klokje dat op de muur was bevestigd aan een draaiende as in een frame. Enkele illustraties geven nog weer een goed beeld van de locatie van de Boterwaag ten opzichte van de Prinsegracht en de Grote Markt. 

Dia38.jpg[Prinsegracht rond 1690 met links Koorenhuis en rechts de Boterwaag, en

Dia39.jpg18de eeuw (La Fargue).

Op detailfoto's Dia40.jpg[foto 1905] is te zien, dat aan het rechtopstaande armpje een touw door een gat in de muur naar binnen gaat. Er werd dus binnen - achter de buitenmuur - aan een touw getrokken. Ongetwijfeld om te voorkomen, dat 'onbevoegden' aan een buiten bevestigd touw zouden trekken. Waarschijnlijk om te verhinderen dat het klokje over de kop zou gaan, werd óp het frame een beugel geplaatst. Deze foto lijkt te zijn gemaakt op het moment dat het functioneert, want het hangt een beetje scheef. Ook op de foto uit omstreeks 1955Dia41.jpg[foto 1955] is het gat in de muur nog te zien. Het touw is inmiddels verdwenen. Bij de latere restauratie werd ook het gat weggewerkt. Klein detail: duidelijk is te zien dat de beide strips niet op dezelfde hoogte in de muur zijn bevestigd, hoewel ze even lang zijn. De linker werd één voeg lager vastgezet dan de rechter. Heeft dat een bedoeling of is het slechts een kleine slordigheid bij het ophangen geweest?

U hebt mogelijk zojuist geconstateerd, dat de beugel thans overbodig is. Dat komt omdat bij het plaatsen van dit klokje is gekozen voor een zogenaamd 'klepklokje'. Het verschil tussen luiden en kleppen is, dat bij het luiden de klok - groot of klein - naar beide kanten flink uitzwaait om de klepel veel kracht te geven en het geluid naar twee kanten zo optimaal mogelijk te laten zijn. Een klepklokje beweegt niet of betrekkelijk weinig. Het wordt - zoals u hebt geconstateerd - aan de binnenkant aangeslagen door een klepel, thans gestuurd door een computer. Dat - terzijde - de brandklok in de belangrijkste stadstoren door de torenwachter liefst werd geklept - zoals het lied Klokke Roelant vertelt - en niet geluid, heeft een andere oorzaak. Het op gang komen van een grote klok vergt tijd en die was er niet. Vandaar dat, na de geconstateerde brand, de klepel met behulp van een touw met korte, felle slagen aan één kant tegen de binnenkant van de klokwand werd getrokken. Dát geluid werd dan onmiddellijk herkend. Een lantaarn aan de buitenkant van de toren gaf aan, in welk deel de brand was gesignaleerd.

Het Boterklokje moet ongeveer dertig jaar geleden zijn gestolen, tijdens de restauratie. Sindsdien wist niemand meer iets te vertellen over de functie van het frame dat naast de deur hangt 

Dia42.jpgen dat - zoals enkele jaren geleden nog was te constateren - keurig door schilders weer eens in de zwarte verf werd gezet.

            Nu hangt er dus in het frame weer een klokje. 

Dia43.jpg

Het is onwenselijk en onnodig wederom de vroegere begintijden van de handel aan te geven. Daarom zal het alleen kort - een minuut - op werkdagen worden geklept om 13.00 uur.

            Het klokje is dus weer terug, het bijbehorende geluid weer om 13.00 uur. Zo helemaal behorend bij de Boterwaag. Zelfs Omroep Zeeland maakte er al melding van. Iemand mailde, dat het hem was opgevallen hoe zo'n klein, bescheiden voorwerp de gevel weer compleet kon maken. Hopelijk is deze terugkeer tot genoegen van allen die Haagse tradities - ook kleine - en de Haagse geschiedenis een warm hart toedragen.

 

 

 

 

PERSBERICHT

HET 'BOTERKLOKJE' KLINKT WEER

 

In 1642-1643 werd aan de zuidzijde van Den Haag de Prinsegracht gegraven, een directe verbinding met het Westland. Vandaar werden allerlei agrarische producten naar het groeiende Den Haag vervoerd en vervolgens verhandeld op een overkluizing over de plek waar de gracht op de Lutherse Burgwal aansloot. De hiernaast gelegen Markt werd geleidelijk vergroot en ging Grote Markt heten.

Op de hoek van Prinsegracht en Markt verrees in 1650 het Boterhuis, dat in 1681 werd uitgebreid met de Boterwaag. Daar werden op maandag en vrijdag van 's morgens 6.00 uur in de zomer en 7.00 uur in de winter tot 's middags 13.00 uur boter en kaas gewogen en verhandeld. De openings- en sluitingstijden werden aangegeven door het kleppen van een klokje, dat aan de kant van de Prinsegracht in een frame aan de gevel was bevestigd. Daarvan profiteerde ook het Koorenhuis, vlakbij aan de Prinsegracht, dat op dezelfde dagen en tijden open was.

Het Boterklokje, dat allang zijn functie had verloren, werd echter ongeveer dertig jaar geleden gestolen. Het frame ervan bleef aan de muur zitten, geleidelijk door bijna niemand herkend. Maar in het verlengde van een Haags Luidklokkenproject, dat enkele jaren geleden van start ging, kwam het klokje weer onder de aandacht. Het Luidklokkenproject heeft al de heringebruikneming van de luidklokken van de Nieuwe Kerk, van het Oude Raadhuis en van de Grote Kerk gerealiseerd. Nu was het Boterklokje aan de beurt.

Een nieuw klokje werd deze zomer degelijk in het oude frame vastgelast. Het initiatief hiertoe ging uit van de Stichting Carillon Den Haag, de voortzetting van de Haagse Beiaardcommissie die in 1972 was opgericht. De Stichting beschouwt het klokje als een geschenk aan Den Haag ter gelegenheid van haar veertigjarig bestaan. Aangestuurd door een computer zal het elke werkdag om 13.00 uur, dus ter herinnering aan de sluitingstijd van de boter- en graanhandel, kort klinken.

Op 30 augustus, kort na 16.00 uur, zal burgemeester Van Aartsen het klokje voor het eerst laten kleppen. Hij verricht deze handeling tegelijk in zijn nieuwe hoedanigheid van beschermheer van de Stichting Carillon Den Haag.

 

 


 

 

 

 

 

 

 

 

 Boterklokje klein.jpg